Eenzaam
Ze was bijna tachtig toen haar man overleed. Ze bleef alleen achter in een veel te groot huis. Er kwam iemand om schoon te maken en er was een tuinman om de tuin bij te houden. Zelf kookte ze nog haar ‘potje’. “Gek hoor, die twee aardappeltjes in de pan. Ik heb zo veel aardappels gekookt voor mijn grote gezin.”
Ze redde zich nog prima in huis. Maar buiten was een ander verhaal. Broos en bibberig na een zware operatie liep ze nu met een rollator. Haar zicht was slecht. Als de zon te fel was durfde ze er niet op uit. Maar weer eens een keer even naar een winkel, twee straten verderop, dat moest toch lukken? Zou ze dat redden?
Ze moet ook zo vaak naar de wc. Haar actieradius wordt steeds kleiner. Toch gaat ze naar de winkel. Weer even iemand spreken en ook haar eigen stem weer horen. Bij de kassa is ze niet zo snel met het inpakken van haar boodschappen. Het meisje bij de kassa schuift met een plank haar boodschappen opzij, zodat zij vast verder kan met de volgende klant. Thuisgekomen ploft ze moe neer op de eerste de beste plek waar ze kan gaan zitten, het stoeltje van de traplift die half verborgen staat onder haar kapstok. Daar, naast de jassen en shawls, zit ze stilletjes bij te komen. Ze huilt. Niemand heeft wat tegen haar gezegd, zelfs het meisje bij de kassa niet.
Ze voelt zich eenzaam.