Het badwater was precies op de juiste temperatuur. De warme damp omhulde hem als een zachte deken, terwijl hij met halfgesloten ogen naar de klok aan de muur keek. De seconden tikten traag voorbij, alsof de tijd zelf was opgelost in het warme water.
Rondom hem dreven tientallen badeendjes, hun gele lichamen dobberend op het oppervlak. Ze leken hem te observeren, stil en aandachtig, terwijl hij zijn gedachten probeerde te laten verdwijnen in het ritme van de klok. Tik. Tak. Tik. Tak.
Hij had ze niet zelf in het bad gelegd. De eendjes waren gewoon opeens overal. Eerst één, toen twee, en voor hij het wist, had het hele bad zich gevuld met deze kleine, onbeweeglijke metgezellen. Hun zwarte ogen staarden hem aan, leeg maar toch aanwezig.
De man zuchtte. Nog drie minuten tot het volgende uur. Hij wist niet eens waarom hij nog naar de klok keek. De tijd leek al eeuwenlang hetzelfde te zijn. Misschien hoopte hij dat, zodra de grote wijzer eindelijk een volledige ronde had gemaakt, iets zou veranderen. Misschien zouden de eendjes verdwijnen. Of misschien zou hij zelf oplossen in het water, samen met de minuten die langzaam wegtikten.
De klok tikte verder, onverminderd en onverschillig. En de eendjes dreven, eeuwig in stilte.