Schrijfwedstrijd

Boekje open over eenzaamheid

“Als je er niet over praat, dan is het er niet.”

Eenzaamheid is een onderwerp waar een groot taboe op rust. Mensen geven niet gemakkelijk toe dat ze eenzaam zijn. De landelijke Week van de Eenzaamheid wil dit taboe doorbreken. De eerste stap is het gesprek op gang brengen.

Vanuit deze gedachte – en in nauwe samenhang met mijn huidige expositie Emotie in Eendvoud – is de schrijfwedstrijd Boekje open over eenzaamheid ontstaan. In dit digitale boekje lees je alle prachtig oprechte verhalen en gedichten die ik mocht ontvangen. De gedichten zijn onderverdeeld in vier categorieën. Verhalen en gedichten gebaseerd op de drie kunstwerken hiernaast of vrije inzendingen. Dank aan alle schrijvers die voor deze bundel hun gevoelens en gedachten over eenzaamheid in woorden wilden vangen.

Alle namen van de inzenders zijn bekend bij Erica de Winter.

Mijn vrijheid

Ik ben geboren op 27 januari 1942. Op die dag is mijn eenzaamheid begonnen.

Laat het me uitleggen. Mijn moeder is tijdens mijn geboorte overleden. Mijn vader is enkele weken daarna als dwangarbeider tewerkgesteld in Duitsland. Tijdens de periode dat hij is weggeweest, heeft de zus van mijn vader mij in huis genomen en mij opgevoed. Mijn moeder was joods en alle familieleden zijn weggevoerd en vernietigd in de concentratiekampen. Als ongedierte.

Behalve mijn oma, haar moeder. Zij was getrouwd met een man met een Nederlandse naam en zodoende bleef haar dat leed bespaard.

Toen mijn vader terugkwam ging hij werken in het bedrijf van zijn vader: een groothandel in vlees. Hij leerde een nieuwe vrouw kennen, mijn stiefmoeder, hij kreeg met haar nog een zoon en dochter. Mijn broer en zus.

Er was heel veel ruzie thuis. Mijn vader kon niet met mij omgaan. Hij negeerde me, kleineerde me, snauwde naar me. Mijn stiefmoeder nam het altijd voor mij op en daar kregen zij dan weer ruzie over.

Ik hielp mijn vader in het bedrijf en hoe ik ook mijn best deed, de situatie veranderde niet. Heel langzaam kwam het besef dat ik de schuld kreeg van het overlijden van mijn moeder.

Een belangrijk detail uit mijn jeugd is dat ik een open wond aan mijn voet had die maar niet genas. Hiervoor heb ik van mijn tiende tot mijn veertiende onafgebroken in het R.K. Ziekenhuis in Den Haag gelegen. Ik kreeg geen onderwijs, want het geloof was belangrijker, vonden de nonnen. Mijn voet is nooit genezen. Het gevolg was een amputatie van mijn onderbeen en sindsdien loop ik met een prothese.

Mijn vader is in die vier jaar één keer op bezoek geweest. Bij mijn thuiskomst werd de geestelijke mishandeling alleen maar erger en mijn oma van moeders kant besloot om mij in huis te nemen. Ik haatte die man.

Ik heb pas geleerd wat liefde en liefhebben betekenen toen ik mijn vrouw ontmoette. Zij heet Tonie. Wij zijn bijna zestig jaar getrouwd. Zij heeft heel veel geduld gehad. Samen hebben wij twee dochters, ieder getrouwd met een fantastische man, twee kleindochters en twee kleinzoons, waar ik zielsveel van houd.

Mijn vader was tegen mij een akelige man, maar de tegenstelling hoe hij was tegen mijn vrouw en zijn kleindochters kon niet groter zijn. Hij was voor mijn vrouw een goede schoonvader en voor mijn twee dochters een echte opa. Het is nooit tot een verzoening tussen hem en mij gekomen.

Jarenlang heb ik gevangen gezeten in een gevoel van wrok en eenzaamheid. De onmetelijke leegte van het niet hebben van een liefdevolle vader en moeder leek niet te vervangen.

Tot mijn grote verbazing en verrassing ervaar ik de laatste maanden een grote rust. De dagen bij Studio Blijmakers, het contact met de andere deelnemers en begeleiders, geven mij de vrijheid om iedereen die mij pijn heeft gedaan te vergeven. De ellende is ingehaald.

Mijn vader heeft op zijn sterfbed aan mijn broer gevraagd of ik hem wilde bezoeken. Ik ben gegaan en hij wilde iets tegen mij zeggen. Dat heb ik tegengehouden en ik heb gezegd: ‘Ik wil het niet weten.’ Daar heb ik spijt van.

Want misschien …