Schrijfwedstrijd

Boekje open over eenzaamheid

“Als je er niet over praat, dan is het er niet.”

Eenzaamheid is een onderwerp waar een groot taboe op rust. Mensen geven niet gemakkelijk toe dat ze eenzaam zijn. De landelijke Week van de Eenzaamheid wil dit taboe doorbreken. De eerste stap is het gesprek op gang brengen.

Vanuit deze gedachte – en in nauwe samenhang met mijn huidige expositie Emotie in Eendvoud – is de schrijfwedstrijd Boekje open over eenzaamheid ontstaan. In dit digitale boekje lees je alle prachtig oprechte verhalen en gedichten die ik mocht ontvangen. De gedichten zijn onderverdeeld in vier categorieën. Verhalen en gedichten gebaseerd op de drie kunstwerken hiernaast of vrije inzendingen. Dank aan alle schrijvers die voor deze bundel hun gevoelens en gedachten over eenzaamheid in woorden wilden vangen.

Alle namen van de inzenders zijn bekend bij Erica de Winter.

Jan zat in zijn oude leunstoel bij het raam. Het was stil in huis, zoals altijd de laatste tijd. De televisie stond aan, maar hij keek er niet echt naar. Het geluid van de stemmen op tv vulde de stilte in huis, dat gaf hem een beetje gezelschap. Maar het voelde niet hetzelfde als een echt gesprek.

Hij woonde al jaren alleen, sinds zijn vrouw was overleden. Zijn vier kinderen hadden allemaal hun eigen leven. Ze woonden ver weg, druk met werk en hun eigen gezinnen. Jan had zes kleinkinderen, maar die zag hij bijna nooit meer. Vroeger kwamen ze vaak langs, maar nu leek het wel alsof iedereen hem vergeten was.

Elke dag maakte Jan zijn eten klaar in de magnetron. Kant-en-klaarmaaltijden uit de supermarkt. Niet zo lekker als wat zijn vrouw vroeger kookte, maar het vulde zijn maag. Hij had geen zin meer om te koken voor zichzelf.

Hij keek naar zijn telefoon die op het tafeltje naast hem lag. Al een tijdje had hij geen oproep meer gekregen. Zijn kinderen belden niet meer zo vaak, en zijn kleinkinderen waren druk met hun eigen leven. Jan voelde zich eenzaam en alleen.

Met een diepe zucht pakte hij zijn telefoon op. Hij staarde er even naar, twijfelend. “Zou hij het nog wel doen?” dacht hij. Misschien was er iets mis met de telefoon. Misschien hadden zijn kinderen wel geprobeerd te bellen, maar kon hij het gewoon niet horen omdat het toestel kapot was.

Zijn vingers trilden een beetje toen hij de aan-knop indrukte. Het scherm lichtte op. Een kleine opluchting gleed door hem heen. De telefoon deed het nog. Maar toch … er waren geen gemiste oproepen, geen berichtjes. Niemand had geprobeerd contact met hem op te nemen.

Het was niet de telefoon die kapot was, maar de verbinding met zijn familie leek verdwenen.

Jan keek naar de foto’s op zijn telefoon. Daar waren ze allemaal: zijn zoons, zijn dochters en zijn kleine kleinkinderen die zo snel groot werden. Hij glimlachte even bij de gedachte aan hun vrolijke lachjes en hun spelletjes in de tuin, lang geleden. Maar die glimlach verdween snel.

Jan wist dat hij niet zomaar iemand kon bellen om te zeggen dat hij zich eenzaam voelde. Hij wilde ze niet lastigvallen, dacht hij. “Ze hebben het al druk genoeg,” zei hij vaak tegen zichzelf. Maar toch, diep vanbinnen, hoopte hij dat op een dag de telefoon zou rinkelen. Dat iemand zou vragen: “Hoe gaat het met je, papa?” of “Hoe gaat het met je, opa?”

Met een zucht keek Jan naar buiten. De wereld ging verder, en hij zat daar, wachtend op een geluid dat maar niet kwam.